Figuratief vs abstract
Ik liep een tijdje terug met iemand door Zutphen. Ze wees mij op een sculptuur die daar stond, een buste van een vrouwfiguur. Het was een beeld van Henriëtte Polak vertelde ze, kende ik die? Helaas ik had er niet van gehoord, maar ik knoopte het in mijn oren: Henriëtte Polak, beeldhouwer, bekende inwoner van Zutphen. Zij bleek er zelfs een eigen museum te hebben en ik ging daar maar eens een kijkje nemen.
In het Henriëtte Polak museum uitgebreide informatie over levensloop en Goede Werken van mevrouw Polak zelf en kunst van diverse kunstenaars uit haar kring. Werk van Henriëtte Polak zelf zag ik echter niet. Pas na een tijdje viel het kwartje, dat Henriëtte Polak zelf geen kunst maakte, maar alleen optrad als mecenas voor een kringetje bevriende kunstenaars. Haar salon bood een reddingsboei voor kunstenaars in de figuratieve stroming in een tijd dat abstract en experimenteel meer in de mode was. Daaruit was de wens ontstaan om voor deze in de verdrukking geraakte groep een eigen museum op te richten.
Nu dit duidelijk was geworden trof het mij als toch wel apart dat dit museum vooral over mevrouw Polak zelf gaat, dit in tegenstelling tot andere bekende kunsttempels die door rijke industriëlen werden gesticht en hun naam dragen. Dat naast het noblesse oblige ook de wens meeweegt om zelf vereeuwigd te worden mag best; er zijn vele voorbeelden van cultureel erfgoed dat door ‘trickle-down’ voor gewone lieden toegankelijk is geworden. Maar om nou te zeggen ‘Hét museum voor modern-klassieke schilder- en beeldhouwkunst’, dat is overtrokken, het is vooral een hommage aan de oprichtster – welverdiend overigens, het is evident dat zij een waardevolle bijdrage aan de samenleving heeft geleverd. Ik vraag me bij nader inzien af of mevrouw Polak het zelf wel zo bedoeld kan hebben. Of dat het meer een zet van de plaatselijke Rotary is om hun corifee op het schild te hijsen.
Het legt maar weer eens de vinger op een zere plek: wat maakt dat een kunstenaar doorbreekt, heeft dat überhaupt iets met bovengemiddeld talent te maken of is het louter een kwestie van de juiste netwerken, zoals hier, een weldoener te vinden die er een gedeeld belang in ziet. Of anders mediagenieke eigenschappen, het vermogen om ophef te veroorzaken. En wat te denken van BN’ers, van wie de naam voldoende is om in museumcollecties opgenomen te komen. Wat is kwaliteit? Wat is talent? Wat is kunst? Daar is nooit een eenduidig antwoord op, hooguit lijkt het antwoord duidelijker te worden naarmate we verder in de tijd terugkijken, als de waan van de dag wat is weggeëbt. Dat we dan de waarde van de kunst kunnen zien in de context van een tijdsgewricht, als schakel in de keten van verandering. En dan is het ook zeer denkbaar dat die waarde niet intrinsiek in het werk te vinden is.
Dit museum gaat over figuratieve kunst, afgezet tegen de abstracte kunst van die dagen. Een onderscheid dat behoorlijk diffuus kan zijn. Ik stond een tijdje stil bij het minimalistisch vormgegeven trappenhuis van dit museum. Voor de fotograaf een feestje om mooie kaders te vinden en de werking van licht en textuur te benutten. Ik zie dan abstracte beelden in een figuratieve voorstelling. De abstracte kunst van Piet Mondriaan, die een figuratieve oorsprong heeft, is een anderssoortig voorbeeld. Omgekeerd lenen veel abstracte voorstellingen zich voor een figuratieve interpretatie. Er is maar weinig nodig om er figuren in te zien, zoals ook bij willekeurige vlekken, wolken en de sterrenhemel. En dat is ook weer een feestje, het mag beide kanten op.