14 januari 2025
Lang geleden, toen foto’s nog werden gemaakt op rolletjes van celluloid met lichtgevoelige chemicaliën, was er alle reden om zuinig met dat materiaal om te springen. Niet alleen om het geld, maar ook vanwege het gedoe als er een nieuw filmpje in de camera moest worden gelegd. Oude filmpje terugspoelen, camera open, filmpje eruit, opbergen, nieuw filmpje erin, inklemmen, doordraaien, camera dicht, checken. Daar zat je, bijvoorbeeld, in een donkere theaterzaal niet op te wachten dus je mikte erop om met 36 opnames uit te komen. Minder hoefde ook niet, want tja die foto’s wilde je vaak direct beschikbaar hebben dus de film moest sowieso ontwikkeld worden. En dan het doka-werk nog…
Wat in die tijd en context veel indruk op mij maakte: er was een expositie van een natuurfotograaf die er prat op ging dat in zijn camera slechts één filmrolletje had gezeten van 24 opnamen. Hij had zich ten doel gesteld, dat elke afzonderlijke opname perfect moest zijn en in die opzet was hij ook geslaagd. We zullen hem wel niet op zijn ‘blauwe ogen’ geloofd hebben, mogelijk werden de negatieven geëxposeerd ten bewijze, dat weet ik niet meer. Je moet je daarbij realiseren, dat het bij de opname nooit duidelijk was of die al dan niet geslaagd was, dat zag je pas later, als het filmpje ontwikkeld en afgedrukt was. Stel je voor dat na misschien wel maanden van inspanning alles mislukt blijkt te zijn door een onbenulligheidje… maar dat zal vermoedelijk juist de kick zijn geweest
Nu gaat het heel anders. Er is geen filmmateriaal meer om zuinig op te zijn en valt er ook niet veel eer meer te behalen aan trefzekerheid. 10, 20 opnames, wat maakt het uit, op de geheugenkaart passen er duizenden. Het écht kritische kijken komt later pas. Zoals bij deze zonsondergang. Tientallen foto’s op één locatie. Welke had ik genomen als ik maar een enkele had gemogen?