15 april 2025
Een mooie lentedag voerde ons naar een orchideënkwekerij in de Bommelerwaard. Die was opengesteld voor publiek vanwege het jaarlijkse glastuinbouw evenement ‘Kom in de Kas’. Wij waren zeer onder de indruk van de professionaliteit, de mate van efficiëntie, de state-of-the-art technologie. Onze interesse gold In het bijzonder de indrukwekkende warmte-kracht-koppeling (WKK-)installatie, zo te zien nagelnieuw. Even daarvoor had ik nog beweerd dat ik weliswaar liefhebber ben van oranjerieën, palmenkassen en glas/staal constructies in het algemeen, maar dat er aan tuinbouwkassen esthetisch niet veel te beleven valt; heb je er één gezien, dan heb je ze allemaal gezien. Dat was een vergissing. Deze kwekerij was een lust voor het oog met interessante kaders waar je maar keek. Dat kwam in het bijzonder door de gelaagdheid van het dak, dat naast glas ook voorzien was van transparante zonnepanelen, en wel zodanig dat er mooie wisselwerkingen van afwisseling en repetitie ontstonden. Het zal niet zo bedoeld zijn, evenmin als dat bij oude fabriekshallen, die tegenwoordig een museale functie hebben gekregen(zie De Pont) het geval was. Maar daarom niet minder aantrekkelijk. De perfecte weersomstandigheid, voor diepte en hier en daar een strakblauwe contrapunt in de compositie, heeft ook zeker een rol gespeeld.
Alle lof voor de innovatiekracht in de Nederlandse tuinbouwsector. Maar dit bedrijf staat wel ver af van het idee van een kwekerij à la Jan Siebelink. Het gevoel bekruipt me dat het er iets ontbreekt, iets in de relatie van mens en natuur die met noeste ambachtelijkheid en persoonlijke zorg van doen heeft. Hoewel dit niet nieuw is, werd het hier toch wel erg duidelijk, dat we hier amper nog met tuinbouw te maken hebben, maar met een productiehal. En al worden die bloemen nog steeds uit zaadjes opgekweekt, er is weinig natuurlijks meer aan. Alleen de vergankelijkheid blijft, met de symboliek die daarbij hoort, daar kunnen namaaksels van plastic nog een punt aan zuigen.