De eerste wandeling dit jaar met een fijn voorjaarsgevoel. De bomen zijn nog kaal, geen krokusbedden hier in het bos. Wel loopt de kamperfoelie en de vlier weer uit en de hazelaar hangt vol katjes. Het stelt nog niet zoveel voor, bij oppervlakkige beschouwing verschilt een frisse zondag in februari niet veel van een soortgelijke dag eind oktober, dezelfde kale bomen, koude wind, lange schaduwen door een zon die niet zo hoog komt, maar het gevoel is toch heel anders. Want er hangt lente in de lucht. Of beter gezegd, die lente zit in mijn hoofd. De gedachte dat ook ik, net als die bomen, het oude blad van mij heb afgeschud en klaar ben om opnieuw tot bloei te komen. Binnen afzienbare tijd zal alles weer groen zijn, de natuur zal zich weer in volle glorie tooien en dat zal weer mooi maar ook gewoon en alledaags zijn. En ik zal weer verlangen naar verdere streken, met andere landschappen en andere natuur. Maar op dit moment is dat nog niet zo. Nu voltrekt zich nog het jaarlijkse wonder van ontwaken, van (schijn-)dood naar nieuw leven.
Ik ben weer in lockdown. Enigszins aangeslagen kost het moeite om nog zin in te hebben om eropuit te trekken, met de beperkte mogelijkheden die overblijven. Ja, de natuur… als er nou nog eens een lekker pak sneeuw lag, maar helaas nee alles is droevig en kaal en grijs en nat. Maar op een spaarzame zonnige dag thuis te blijven, dat is ook geen optie. Dus vooruit, de Sallandse Heuvelrug op. En tot mijn eigen verbazing werd ik er toch weer blij van. Ondanks de modder en het verval. In de verste verte niet het bloem-bij-vlindertjesfeest van de zomer maar blijkbaar toch nog voldoende om erdoor geïnspireerd te raken. Dat hangt samen met de begintoestand.
In het prikkelarme coronaregime wordt het kleine, het triviale – dat is uiteraard voor iedereen anders – weer bijzonder. Althans ik ervaar dat zo, niet vaak maar soms. Zoals honger de rauwe bonen zoet maakt. Ik kreeg in elk geval tijdens het wandelen weer de geest om in het gewone toch iets verrassends te willen vinden. Als het ware de horizon te verleggen, maar dan een stapje terug. Want zonder inspiratie is het geen leven.
In de normale toestand word ik voortdurend voorzien van prikkels, vaak ongewenst, maar ook van het soort dat mijn leven verrijkt. Echter naarmate ik gewend raak aan hogere doseringen, heb ik ook meer stimulering nodig om nog iets bijzonders te ervaren. Dat is nogal wiedes, verslaving heet het. De noodgedwongen onthouding leidt dan ook bij nogal wat mensen tot cold turkey en bijbehorende heftige reacties.
Dat minder kan – en ook verstandig zou zijn – is oud nieuws. Alleen hebben niet veel mensen daar zin in en ze worden er ook niet bepaald toe aangemoedigd. Normaliter. Misschien zit daar een lichtpuntje. Dat al die opgeklopte verleuking wat minder vanzelfsprekend wordt en dat meer mensen leren genieten van minder.
Geen gebrek aan landgoederen hier. Vroeger speeltuinen van de welgestelden, die hier hun private jachtgronden hadden. Of melkkoe van de landadel, zoals de 685 hectaren van Ampsen. Een leuk optrekje mocht daarbij natuurlijk niet ontbreken; het is aannemelijk, dat er onder de edelen een stevige competitie bestond, om de hoogst mogelijke status ten toon te spreiden. Sinds het lijfeigenschap is afgeschaft en een minimumloon is ingesteld, is deze rijkeluishobby echter veelal onbetaalbaar geworden. Daarom is tegenwoordig de gewone burger welkom. Als belastingbetaler, als donateur, als consument en uiteraard als vrijwilliger – want zonder onbetaalde krachten draait er tegenwoordig niet veel meer, we zien daar een interessante parallel met het slavernijverleden.
Maar laten we vooral de zonnige kant zien. Beheerders zijn creatief geworden in het verzinnen van eigentijdse verdienmodellen en zo kunnen we nu allemaal genieten van mooie pareltjes in het landschap. En hoewel het niet altijd van harte gaat, denk maar aan het Loo, is het toch interessant om je te realiseren dat veel cultuurmonumenten, die nu voor het grote publiek toegankelijk zijn, niet zouden bestaan als ze niet in het verleden door ambitieuze rijkaards voor eigen eer en status waren opgericht.
Door extensief beheer zijn is het formele karakter er meestal wel vanaf gegaan en heeft de ‘wilde’ natuur ook weer voet aan de grond gekregen rondom de overvloed aan rododendrons van weleer. Het landgoed van Ampsen is nog altijd familiebezit. Met een bescheiden budget streven de huidige generaties van eigenaren naar behoud en versterking van natuurwaarden.
De bloemelaar houdt het midden tussen een vogelaar en een boemelaar. Bloemen hebben het voordeel dat ze niet wegvliegen en daardoor rustig in detail bekeken kunnen worden. Een fotografiedocent van lang geleden wees daar al op: ga het maar leren in de natuur, die loopt niet weg. Je hoeft ook geen uitgebreide taxonomische kennis te bezitten om van bloemen en bloemetjes te genieten, al helpt het wel. Het mag relaxter, zonder pretentie, en daar zit dan ook de overeenkomst met de boemelaar. Zoals een boemelaar tegen een mazzeltje aan kan lopen, zo ziet de bloemelaar wel eens een bijzonder bloemetje. Maar meestal moet hij het bijzondere in het alledaagse vinden.
De bloemelaar is te vergelijken met een muziekliefhebber. Die hoeft ook niet persé verstand van muziek te hebben om ervan te kunnen genieten. (Bijna) iedereen heeft een gevoel voor toon, akkoorden, ritme; en precies diezelfde kwaliteiten zijn ook voor het oog relevant. Zoals omgekeerd een klank ook kleur heeft. Wie er oog – of oor – voor heeft ziet hoe prachtig, door herhaling en variatie vanuit eenvoudige thema’s, complexe structuren ontstaan. Maar dat is alweer behoorlijk hoogdravend voor een eenvoudige bloemelaar.
[De foto’s zijn een beetje lukraak, huistuinenkeukenbloemetjes tijdens een wandeling op klompenpaden in de buurt van Oene]
Iets noordelijk van de Vecht stroom de Reest, een beek die Drenthe scheidt van Overijssel. Het landschap is vergelijkbaar: weids groen land met verspreide bomen; een aantrekkelijk gevarieerd wandelgebied met zandwegen, akkerland, rietland maar de paden gaan ook door bos en heide. Opvallend veel speenkruid, om die reden dus nergens op een foto, zo gaat dat: het meest voor de hand liggende wordt over het hoofd gezien. De stilte wordt alleen onderbroken door het klepperen van een ooievaar of de roep van een buizerd. Volgens een voorbijganger is het hier veel rustiger dan in het ’toeristische’ Vechtdal. Mijn eigen ervaring is dat het in de Nederlandse natuurgebieden bijna altijd vrij leeg is, ook met coronaprotocol. De berichten over ‘file-wandelen’ kan ik niet bevestigen. Wordt het al ietsje drukker, dan is dat een goede indicatie dat er een parkeerpaats in de buurt is.
Ik had gehoopt op deze voorjaarsdag al vlinders te zien, maar helaas, slechts een enkele hommel om mij te begroeten. Het was ook wel vroeg en bovendien een beetje fris, deze paaszaterdag, daar lag het vast aan.
Dit was een wandeling van 34 kilometer, vanaf Balkbrug naar Oosterwijk en terug via een andere route. Ik zet bij wijze van experiment de gps-track hierbij – gemaakt op wandelnet.nl, heel makkelijk.